Doorgaan naar hoofdcontent

Lat moet hoger bij subsidiëring biovergisting

Biovergisting heeft een duurzaam imago. Er wordt in vergisters uit biomassa biogas gevormd dat voor ca. 60% uit methaan bestaat. Van het methaan wordt elektriciteit, warmte of ‘groen’ gas geproduceerd. Er zijn bijvoorbeeld vergisters die rioolslib vergisten, mest- of co-vergisters op varkens- of melkveebedrijven, grootschalige industriële mest- of co-vergisters en vergisters van bietenrestjes bij de suikerfabriek. Biogas kan een duurzame bron van energie zijn, maar biovergisters hebben onderling heel verschillende bedrijfsmodellen. Helaas blijkt energie uit biovergisting in de praktijk niet altijd zo duurzaam te zijn. De soort biomassa, het transport ervan en wat er met het restproduct digestaat gebeurt, hebben daar veel invloed op.


Bij mestvergisting bijvoorbeeld bestaat bij velen de indruk dat het methaangas, dat anders uit de mestopslag in de lucht zou zijn gekomen, eenvoudig wordt afgevangen. Maar zo simpel is het niet. Bij vergisting wordt de biomassa bijvoorbeeld verwarmd. Ook wordt behoorlijk wat energie verbruikt voor pompen en roeren van de mest. En dat alles om, ten koste van de organische stof, veel meer methaan te produceren dan er anders zou zijn vrijgekomen. Anders dan bij zonnepanelen en windmolens is er al met al veel elektriciteit en warmte nodig om een vergister in bedrijf te houden. Zeker als het om mest gaat, waaruit relatief weinig energie te halen is, is het energieverbruik van de biovergister en van eventueel transport hoog ten opzichte van de opgewekte energie.

De biovergistingsinstallatie Groen Gas Gelderland in Bemmel, een samenwerkingsverband van Engie, Biogas Plus (inmiddels overgenomen door Engie) en BEB BV

Graanresten uit Polen

Bij biovergisting geldt: hoe lokaler, hoe duurzamer. Maar in een biovergister in het Noord-Hollandse Hensbroek gingen zelfs graanresten afkomstig uit Polen, België en Duitsland. De provincie Noord-Holland participeert via een ontwikkelingsfonds nota bene voor 45% in deze vergister. In de biovergister dichtbij de Waddenkust gaat dikke fractie van kalvermest afkomstig van de Veluwe, waarna de dikke fractie van het digestaat naar Frankrijk wordt geëxporteerd... Gemeenten en provincies zien soms wel de onwenselijkheid van het vele transport in, maar mogen in de vergunningen geen voorschriften stellen aan de  transportafstanden van biomassa.

De hoeveelheid digestaat (het restproduct dat overblijft na vergisting) is bijna evengroot als de hoeveelheid grondstof die de vergister ingaat. Digestaat (of althans de ingedikte of gedroogde fractie) van industriële biovergisters wordt vaak geëxporteerd naar bijv. Frankrijk of Duitsland. Dat leidt dus tot nog meer transport met bijbehorende milieueffecten en emissies. Als het om digestaat van mest gaat, kan men tegenwerpen dat de mest vanwege het mestoverschot in Nederland anders ook naar het buitenland zou gaan. Maar de biogasbranche beweert dat digestaat een betere meststof is dan mest en dan zou je de biogasproducenten er toch op mogen vergen dat digestaat dichterbij wordt afgezet. (Overigens wordt er in de landbouw verschillend gedacht over de kwaliteit van digestaat als meststof. Zie bijvoorbeeld dit artikel in Nieuwe Oogst. In de praktijk is digestaat moelijker af te zetten dan mest, wat betekent dat er meer geld achteraan moet, dat het verder weg moet worden afgezet of dat er meer verwerkingsstappen nodig zijn.)

Netto is er veel minder duurzame energie dan er gesubsidieerd wordt

Probleem is dat in de subsidieregels het kaf niet van het koren gescheiden wordt. De subsidie focust volledig op de grondstof die vergist wordt, of deze op de lijst met goedgekeurde producten staat (Het gaat beslist niet alleen om restprodukten, ook speciaal daarvoor geteelde produkten zijn toegestaan). Het belang van andere aspecten die invloed hebben op de duurzaamheid wordt daarmee volledig miskend. Transportafstanden bijvoorbeeld spelen geen enkele rol. Veel van de energie die nodig is voor de totstandkoming van de energie die de biovergister produceert wordt niet afgetrokken van de geproduceerde energie. Bij een vergister die 'groen' gas produceert moet wel het gasverbruik voor de verwarming van de vergisters in aftrek worden gebracht en bij vergisters die stroom produceren is het stroomverbruik voor pompen en roeren niet subsidiabel. (Dat is reden waarom wel gebruik wordt gemaakt van biomassaketels voor verwarming en zonnepanelen voor stroomverbruik, bijv. bij Kloosterman Biogas.) Maar veel van het energieverbruik dat biovergisting meebrengt wordt dus niet in aftrek gebracht. Netto is er dus veel minder duurzame energie dan er gesubsidieerd wordt.

Voor de subsidieverlening is een voorwaarde dat er zogenaamde garanties van oorsprong aan de geproduceerde energie zijn toegekend. Maar voor het toekennen van garanties van oorsprong voor ‘groene’ stroom of ‘groen’ gas uit biovergisting ontbreken aanvullende duurzaamheidscriteria eveneens. Dat betekent dus ook dat afnemers van groene energie uit biogas het risico lopen dat die energie eigenlijk helemaal niet zo groen is.

De lat voor het toekennen van subsidie en garanties van oorsprong moet hoger. Gedacht kan worden aan het instellen van maximale transportafstanden afhankelijk van de soort biomassa, het in mindering brengen van alle eigen verbruik van de installatie voor de subsidieberekening, het laten meewegen of de CO2 (biogas bestaat voor ca. 35-40% uit CO2) wordt afgevangen etc. of een minimumpercentage voor de te bereiken vermindering van broeikasgassen. Een alternatief is toepassing van een model dat kijkt naar energie-efficiëntie, broeikasgasemissies en milieuaspecten. Frank Pierie heeft in het kader van zijn promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen een dergelijk model ontwikkeld voor co-vergisters op boerderijschaal. Mogelijk kan dit model worden doorontwikkeld. Op de genoemde indicatoren zou ieder nieuw initiatief op het gebied van biovergisting dan een bepaalde score moeten halen om voor subsidie in aanmerking te komen. Keurmerken als Better Biomass of ISCC zijn niet toegesneden op biovergisting en lijken niet echt geschikt om op een efficiënte manier de wel duurzame bedrijven eruit te filteren. (Deze keurmerken zijn voor biovergisting op dit moment optioneel, dus niet verplicht. Voor gebruik van biogas als transportbrandstof geldt wel certificeringsplicht.)

Kringlooplandbouw

Aan al toegekende subsidie kan moeilijk worden getornd. Ondertussen kunnen waar dat nog mogelijk is financiers als RABO en ABN AMRO, die duurzaamheid als speerpunt hebben, of duurzaamheidsfondsen als Nationaal Groenfonds of FSFE (Fûns Skjinne Fryske Enerzjy) wel hun invloed aanwenden door duurzaamheidsvoorwaarden te stellen bij het verstrekken van financieringen.

Verder is het aan te bevelen om, als het gaat om vergisting van producten uit de landbouw, ook mee te wegen of de vergisting past bij de visie op kringlooplandbouw. Bij elke biovergister is wel een bepaald kringloopverhaal te houden, maar het gaat erom of het de meest wenselijke kringloop is. Kostenefficiëntie is een ander belangrijk aandachtspunt: hoe hoog is het (energie)rendement per gesubsidieerde euro, waarbij ook van belang is of te verwachten is dat de vergister na afloop van de subsidietermijn van 12 jaar zonder subsidie kan doordraaien.

Het gaat per slot van rekening om belastinggeld van ons allemaal dat bestemd is voor opwekking van duurzame energie. Dan moet die energie ook wel echt duurzaam zijn.
__________________________________________________
Voor wie de belangrijkste regelingen ook eens wil raadplegen:

Reacties

Populaire posts van deze blog

Waarom is Greenchoice niet eerlijk over co-vergisters?

Laatst belandde ik op de website van Greenchoice en kwam ik erachter dat je daar zelf kunt kiezen van welke groene stroomproducent je stroom gaat afnemen. Op de plattegrond klikte ik een aantal biogasinstallaties bij boerderijen aan, die stroom uit biovergisting produceren. Het verraste me dat de installaties de stroom uit alleen mest produceerden. Want veel 100%-monomestvergisters zijn er niet in Nederland. Verder kijkend naar biogasinstallaties in de omgeving van waar ik woon, bleek ook daar dat Greenchoice alleen mest als grondstof noemt. Terwijl ik van een aantal zeker weet dat het om co-vergistingsinstallaties gaat, waarbij ook ander organisch materiaal wordt vergist. Als het gaat om de productie en verkoop van elektriciteit is dat relevant, want uit drijfmest is niet veel energie te halen. Weliswaar moet de input van de vergister voor minimaal 50% uit mest bestaan om het restproduct als mest te mogen afvoeren, maar de co-producten, zoals maïs, gras, vetten, glycerine en supe

Jeppemastate en haar bewoners

INLEIDING KERK EN JEPPEMASTATE IN DE SCHOTANUSATLAS-1718 Ooit stond er een voorname state met een groot park in Westernijtsjerk bij Marrum: Jeppemastate. Eerst was het een stins, later is het uitgebouwd tot groot adellijk woonhuis. Westernijtsjerk en Marrum hebben minstens een zevental stinzen gekend, waarvan na de Middeleeuwen alleen Jeppemastate en Pongastate overbleven als adellijke states. Jeppemastate stond vlak bij het kerkje van Westernijtsjerk. De stichting van deze kerk werd waarschijnlijk begunstigd door de bewoners van het Jeppemagoed, want de kerk staat in de zuidelijke hoek van het terrein, waar in de Middeleeuwen de familie Jeppema haar woonstee had. Volgens de overlevering wilde de familie Jeppema na onenigheid met de familie Ponga uit Marrum geen voet meer in de Marrumer kerk zetten. Daarom lieten ze op eigen terrein een nieuwe kerk bouwen. Waarschijnlijk is dat een fabeltje, want een kerk stichten ging niet zomaar. Als het waar zou zijn, dan moet dit geschi