Doorgaan naar hoofdcontent

Marrumer militairen in de tijd van Napoleon


In Franse dienst
Afb. 1 Napoleon

Toen Nederland door Napoleon was ingelijfd bij Frankrijk, van 1810 tot 1813, werden jonge mannen uit ons land opgeroepen voor militaire dienst in Napoleons leger. De Fransen voerden in die tijd een goede administratie en er is in de archieven gedegen onderzoek gedaan naar de Friese militairen in de Franse tijd. De gegevens staan op internet en daarbij zijn ook gegevens te vinden over Marrumers die onder de wapenen waren geroepen. Sommige familienamen komen ook nu nog in Marrum voor, zoals Zoodsma en Stelpstra en ook meer algemeen voorkomende namen als Dijkstra en Van Dijk.
Te vinden is bijvoorbeeld het legeronderdeel waar de dienstplichtige diende en vanaf wanneer, of hij al dan niet teruggekeerd is, of gedeserteerd, of wanneer er voor het laatst een bericht van de dienstplichtige vernomen is.  Van militairen die op het slagveld sneuvelden werden geen aantekeningen gemaakt, maar van degenen die in een militair ziekenhuis bezweken werden deze gegevens wel geadministreerd.

Als gezocht wordt naar mannen die woonachtig waren in Marrum toen ze in dienst gingen, vindt men 23 namen. Van hen zijn zeven teruggekeerd, van negen is zeker dat ze het niet hebben overleefd en van de overige zeven is het niet zeker maar is de kans heel groot dat ze het niet hebben overleefd.

Plaatsvervanging
Jongens van twintig jaar werden dienstplichtig. Door loting kregen de dienstplichtigen een nummer toegekend. Wie een laag nummer had, moest daadwerkelijk opkomen bij het leger. Wie een hoog nummer trok, hoefde niet in dienst, maar kon later alsnog worden opgeroepen. Hoewel er zeker avonturiers geweest zullen zijn die niet met tegenzin het leger zijn ingegaan, waren de meesten uiteraard niet happig op zo’n onzeker en gevaarlijk bestaan. Soldij werd er niet betaald. Veel families die het zich konden veroorloven, zorgden ervoor dat hun zoon niet in dienst hoefde door een plaatsvervanger in te huren. De broers Hendrik Jans Zoodsma en Thomas Jans Zoodsma bijvoorbeeld zijn beiden als plaatsvervanger in dienst gegaan. Ongetwijfeld waren ze afkomstig uit een Marrumer gezin dat het niet breed had. Hendrik gaat bijvoorbeeld in de plaats van Dirk Hendriks Miedema, zoon van een Marrumer cichoreidroger, die daarvoor 1090 gulden betaalde. Beide broers Zoodsma keerden niet terug.

Anderen uit Marrum en Westernijkerk die zich lieten vervangen en zo de dans wisten te ontspringen, waren Jan Willems Albarda (later notaris in Marrum), de boerenzonen Reinder Pieters de Boer, Sybe Wigles Boersma en Pieter Cornelis Posthumus en de landarbeider Ritske Siedses van der Wal.

Ook kwam de zogenaamde nummerruiling voor. Iemand met een laag nummer had een grote kans te worden opgeroepen en kon ruilen met iemand met een hoger nummer. Ook hiervoor werd uiteraard een vergoeding betaald.

Vrijwilligers
Voordat Nederland in 1810 bij Frankrijk werd ingelijfd, stond het al een jaar of 15 onder Franse invloed, tijdens de Bataafse republiek. In die tijd gold nog niet de dienstplicht, maar kwam het wel voor dat mannen vrijwillig in dienst gingen. Zo kwam Dirk Doedes Nauta uit Marrum in 1799 bij de koloniale troepen terecht. Hij was een aantal jaren bij Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika gelegerd. In 1811 wordt hij afgekeurd waarna hij tot zijn overlijden in 1828 in Westernijkerk woonde.Ook Reinder Pieters Hoekstra was vrijwilliger en moet volgens berichten in Dantzig zijn geweest. Waarschijnlijk keerde hij niet terug.
Afb.2 Europa in 1812. In het blauwe gebied is het Frankrijk
van Napoleon de baas. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Veldtocht_van_Napoleon_naar_Rusland

Brief van soldaat Booyenga: “Zijt verders alle zeer vriendelijk gegroet”
Er zijn een aantal brieven bewaard gebleven van jongemannen in het Franse leger. Van de boerenzoon Jan Pieters Booyenga uit Britsum is een brief bekend die hij in mei 1813 aan zijn familie schreef. Als plaatsvervanger van zijn boer Booyen ging Jan in dienst. Jans voorvaderen hebben generaties in Marrum gewoond. Jans brief geeft een indruk van het leven en de gedachtenwereld van een beginnende soldaat. Uit Jans brief blijkt dat hij na 22 dagen marcheren en 4 rustdagen in het noord-Franse Abbéville is aangekomen. Daar was een kazerne van het 124e regiment infanterie van het Franse leger. Enkele fragmenten uit de brief (ten behoeve van de leesbaarheid zijn enkele verbeteringen en interpunctie aangebracht):

‘Geachte Vader en Moeder en Broeder en mijn twee Halfbroeren.
Ik laat Uw weeten dat ik nog wel en Gezond ben en ik wens van uw hetzelfde. … En 6 april zijn wij getrokken uit Leeuwarden en den 1. Maij zijn wij in Abifijlle ( Abbéville) gekoomen.
Ik heb nu den ploeg verlaten en het geweer in de zelve plaats genomen maar denkt dat een braafe soldaat even aangenaam bij God is als een oppassend landbouwer. Ik ben nu in de velden van Frankrijk maar als ik naar Duitschland of Rusland of in de gehele weereld waar het weesen mag, ik blijf dog altijd onder het opzigt van die grote God die het lot van alle volken en landen bestuurt…
Wij hebben onse monstering aanstonds gekreegen … en dat bestond in een blauwe rok met een wijt lang broek en cecoo (= sjakoo) met een polijsiemuts, een cepot, twee witte hemden, een stropdas om de hals, twee lange linnen broeken, twee paar schoenen, twee paar slipkousen, een paar witte en een paar swarte, petroontas, ranzel en geweer, drie borssels, 2 kammen en vetdoosjes. …
De daags tweemaal warm eeten en 1½ pond brood. Dan er is groene erten en dan er is soetappels en witte boontjes en alle daagen aardappels en 2 maal daags een ordentelijk stikje vlees dat ik moet niet klaagen. Wij hebben het goed. …
En des daags tweemaal ekserzeeren smorgens van ses tot agt en savonds van vier tot ses en agt uur moet wij weer savonds in de brak weesen…
Zijt verders alle zeer vriendelijk gegroet en alle mijne vrienden zeggen dat ik het nog wel na
mijn zin heb.  gij moet spoedig weerschrijven…’

Later zal Jan het minder naar de zin hebben gehad want in hetzelfde jaar nog deserteert hij. Zijn laatste bericht was van 10 november 1813 uit Cherbourg. Hij is niet teruggekeerd.

Ook van de in Marrum geboren Jan Rienks van der Ley is een brief bewaard gebleven. Hij was, net als zijn vader, chirurgijn. Vanwege de dringende behoefte van het Franse leger aan geneesheren te velde was hij aangezocht voor die functie, hoewel hij pas net getrouwd was en in Vrouwenparochie zijn praktijk begonnen was. Hij ging omstreeks mei 1813 in dienst en keerde in juni 1814 heelhuids terug.

Veldtocht naar Rusland in 1812
In 1812 raakte Napoleon in oorlog met Rusland en ondernam met zijn Grande Armée, bestaande uit zo’n 700.000 man uit vele landen afkomstig, de dramatisch verlopen veldtocht naar Rusland. Veldslagen kostten aan ontelbaren het leven maar verreweg de meesten stierven door honger, ziektes en kou. Napoleon zelf wist maar ternauwernood te ontsnappen (mede door de aanleg van een noodbrug over de Berezina-rivier in het huidige Wit-Rusland door een eenheid Nederlandse pontonniers). Van Napoleons leger overleefden slechts ongeveer 20.000 man de veldtocht.
Twee Marrumers hebben mogelijk deelgenomen aan de veldtocht: de schipperszoon Jan Offes Mellema en de landarbeider Paulus Symens de Jong zaten ten tijde van de veldtocht naar Rusland bij een regiment dat deelnam aan deze veldtocht. Met zekerheid kan het echter niet worden vastgesteld. Voor het begin van de veldtocht was Hendrik Jans Dijkstra al overleden in een hospitaal in Stettin.
Afb. 3 De terugtocht over de Berezina, een beroemd werk van Jan Hoynk van Papendrecht. Op dit schilderij is te zien hoe Franse soldaten terugtrekken over de Berezina rivier. De pontonbruggen zijn gebouwd door Hollandse pontonniers en de oevers werden bewaakt door een groot deel Hollandse soldaten die in het Franse 123e en 124e regiment van linie zaten. (Collectie Legermuseum exemplaarnummer: 050847)
  
Desertie
De leefomstandigheden in het Franse leger waren meestal bedroevend, vooral tijdens de veldtocht naar Rusland en de periode daarna waarin Napoleon aan de verliezende hand was. Het is dan ook geen wonder dat soldaten in het Franse leger massaal deserteerden.
Minstens vijf van de Marrumer mannen zijn gedeserteerd: Rinze Pieters Dijkstra, Klaas Sakes de Vries, Jan Jacobs Roorda, Jan Offes Mellema en Dirk Sipkens. De meesten van hen waren toen in oostelijk Duitsland of het huidige Polen. Geen van hen is voor zover bekend teruggekeerd. De straffen voor deserteurs waren niet mals. Jan Roorda wordt opgepakt en bij vonnis van de krijgsraad in Brugge in 1812 veroordeeld tot 7 jaar dwangarbeid en 1500 franc boete. Het is niet uitgesloten dat de deserteurs ver van hun ‘heitelân’ een bestaan hebben weten op te bouwen maar die kans moet niet al te hoog worden ingeschat.

Napoleons nadagen
Na de grote verliezen die Napoleon in Rusland had geleden, had hij veel nieuwe manschappen nodig. Veel lotelingen werden vervolgens dan ook opgeroepen. Bijvoorbeeld ook de broers Bauke Pieters Dijkstra en Rinze Pieters Dijkstra.  Deze laatste was plaatsvervanger van de eerder genoemde Jan Willems Albarda. Anders dan de anderen was Rinze gehuwd en vader van een dochtertje. Met zijn 26 jaar was hij ook al wat ouder dan de meeste anderen. Hij werd fuselier in het 124e regiment infanterie. Hij is gedeserteerd in 1813 en later vermist. Zijn broer Bauke overleed aan dysenterie in een hospitaal in Maagdenburg. In hetzelfde ziekenhuis overleed de tuinder David Baukes Stelpstra, grenadier (soldaat die getraind was om handgranaten te werpen) bij het 72e regiment infanterie. Hij bezweek aan dysenterie. Dorpsgenoot Sape Gooytzes Buurstra overleed in een ander Maagdenburgs ziekenhuis, aan verwondingen. Rinse Gerrits Terpstra wordt in 1814 vermist. Het lot van Dirk Martens Stiensma is onbekend.

Gelukkiger was de landarbeider Hidde Lieuwes van Dijk. Hij is teruggekeerd, is getrouwd met Aaltje Jakobs Postma met wie hij negen kinderen kreeg. Ook Jan Ybels Hoekstra, zoon van de ongehuwde moeder Ybeltje Jilderts, en Klaas Aelses de Roo keerden terug, net als Sjoerd Pieters de Jong. Deze laatste hoefde niet naar het oosten maar was terecht gekomen bij de Franse marine in Brest. Hij is teruggekeerd in 1814 en toen al gauw getrouwd met Sjoukje IJsbrands Hoekstra en werd vader van tien kinderen. Hij was boerenarbeider.
Jan Alberts Roorda was een loteling van de lichting 1813 en heeft bij een onbekend onderdeel van de Franse krijgsmacht gediend. Hij keerde terug en was later ‘meester huisverver en glazemaker’ in Marrum. Hij was begiftigd met de medaille de St. Hélène die in 1857 was ingesteld door Napoleon III als eerbetoon aan de militairen die onder Napoleon I hebben gediend. Blijkbaar was Jan Roorda wel trots op zijn onderscheiding want hij verzocht de koning in 1858 om toestemming tot het dragen van deze buitenlandse onderscheiding.

Nederlaag van Napoleon bij Waterloo

Toen Napoleon in 1813 bij Leipzig werd verslagen trokken de Fransen zich terug uit Nederland. In 1814 werd Napoleon afgezet en verbannen naar Elba, maar wist echter te ontsnappen en met steun van het leger de macht weer te grijpen in Frankrijk. De coalitie van Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Engeland maakte zich op voor een nieuwe oorlog tegen Napoleon. Tijdens de slag bij Waterloo in 1815 werd Napoleon definitief verslagen. Een klein contingent Nederlandse troepen vocht mee met de Engelsen tegen Napoleon. Hierbij was ook een Marrumer: Piebe Jans Hoekstra. Hij sloot zich vrijwillig aan bij het door J.G. baron van Sytzama opgerichte 3e regiment cavalerie. Hij nam op 18 juni 1815 als korporaal deel aan de slag bij Waterloo en de daarop gevolgde gevechten bij achtervolging van het Franse leger. Piebe overleed op 31 december 1815 aan zijn verwondingen in een hospitaal te Parijs.
Afb. 4 De Slag bij Waterloo

Verantwoording en bronnen
In bovenstaande tekst is een en ander geschreven over de Marrumers en Westernijkerkers die in de tijd van Napoleon in dienst zijn geweest. Gepoogd is om al degenen die ten tijde van de loting of de aanvang van de dienst in Marrum of Westernijkerk woonden te noemen, ook degenen voor wie een plaatsvervanger werd ingehuurd. Dat het overzicht volledig is, is niet zeker, want soms is de woonplaats niet zeker of wordt niet genoemd op de geraadpleegde website.

Van de in de tekst genoemde mannen woonden de dagloner Hendrik Jans Zoodsma en de chirurgijn Jan Rienks van der Ley niet meer in Marrum maar ze waren er wel geboren. Jan Pieters Booyenga, de schrijver van de brief, kwam uit Britsum.

Voor het samenstellen is vooral gebruik gemaakt van de volgende websites:

http://www.friezen-onder-napoleon.nl, een website gemaakt door de inmiddels overleden heer J.A. Paasman uit Burgum, die ontzettend veel uitzoekwerk op dit gebied heeft gedaan.

http://www.tresoar.nl/Pages/Voorouders.aspx, waar gezocht kan worden in de database ‘militairen 1795-1815’ (Nu opgenomen op htpps://allefriezen.nl)


Marrum, maart 2014 Titia Jippes-de Boer
Dit artikel is eerder gepubliceerd op marrumonline.nl/geschiedenis

Reacties

Populaire posts van deze blog

Waarom is Greenchoice niet eerlijk over co-vergisters?

Laatst belandde ik op de website van Greenchoice en kwam ik erachter dat je daar zelf kunt kiezen van welke groene stroomproducent je stroom gaat afnemen. Op de plattegrond klikte ik een aantal biogasinstallaties bij boerderijen aan, die stroom uit biovergisting produceren. Het verraste me dat de installaties de stroom uit alleen mest produceerden. Want veel 100%-monomestvergisters zijn er niet in Nederland. Verder kijkend naar biogasinstallaties in de omgeving van waar ik woon, bleek ook daar dat Greenchoice alleen mest als grondstof noemt. Terwijl ik van een aantal zeker weet dat het om co-vergistingsinstallaties gaat, waarbij ook ander organisch materiaal wordt vergist. Als het gaat om de productie en verkoop van elektriciteit is dat relevant, want uit drijfmest is niet veel energie te halen. Weliswaar moet de input van de vergister voor minimaal 50% uit mest bestaan om het restproduct als mest te mogen afvoeren, maar de co-producten, zoals maïs, gras, vetten, glycerine en supe

Jeppemastate en haar bewoners

INLEIDING KERK EN JEPPEMASTATE IN DE SCHOTANUSATLAS-1718 Ooit stond er een voorname state met een groot park in Westernijtsjerk bij Marrum: Jeppemastate. Eerst was het een stins, later is het uitgebouwd tot groot adellijk woonhuis. Westernijtsjerk en Marrum hebben minstens een zevental stinzen gekend, waarvan na de Middeleeuwen alleen Jeppemastate en Pongastate overbleven als adellijke states. Jeppemastate stond vlak bij het kerkje van Westernijtsjerk. De stichting van deze kerk werd waarschijnlijk begunstigd door de bewoners van het Jeppemagoed, want de kerk staat in de zuidelijke hoek van het terrein, waar in de Middeleeuwen de familie Jeppema haar woonstee had. Volgens de overlevering wilde de familie Jeppema na onenigheid met de familie Ponga uit Marrum geen voet meer in de Marrumer kerk zetten. Daarom lieten ze op eigen terrein een nieuwe kerk bouwen. Waarschijnlijk is dat een fabeltje, want een kerk stichten ging niet zomaar. Als het waar zou zijn, dan moet dit geschi

Lat moet hoger bij subsidiëring biovergisting

Biovergisting heeft een duurzaam imago. Er wordt in vergisters uit biomassa biogas gevormd dat voor ca. 60% uit methaan bestaat. Van het methaan wordt elektriciteit, warmte of ‘groen’ gas geproduceerd. Er zijn bijvoorbeeld vergisters die rioolslib vergisten, mest- of co-vergisters op varkens- of melkveebedrijven, grootschalige industriële mest- of co-vergisters en vergisters van bietenrestjes bij de suikerfabriek. Biogas kan een duurzame bron van energie zijn, maar biovergisters hebben onderling heel verschillende bedrijfsmodellen. Helaas blijkt energie uit biovergisting in de praktijk niet altijd zo duurzaam te zijn. De soort biomassa, het transport ervan en wat er met het restproduct digestaat gebeurt, hebben daar veel invloed op.